Muggiasca

Naast de dorpjes aan het meer, zijn er in de gemeente Bellano ook talloze dorpjes die samen de Muggiasca vormen.

De Val Muggiasca, tussen Bellano en Tartavalle, is een nauw ravijn dat ontstaan is uit een postglaciale rivier en voornamelijk over de zuidwestelijke richel van de Monte Muggio loopt.

De Monte Muggio is een enorme berg met ronde vormen die volledig geïsoleerd is gelegen met een adembenemend uitzicht over de Valsassina, de Valtellina, de meren van Como en Lugano tot aan de Monte Rosa.

Ook al was de landbouw niet de enige activiteit in dit gebied, het is een dermate belangrijke onderdeel geweest van de lokale economie, dat dit ook duidelijk te zien is aan het landschap.

De Muggiasca bestaat uit talloze almen en dorpjes; men zegt dat de naam dan ook “mensen die in landelijke dorpen wonen” zou betekenen.

Naast de almen van Tedoldo, Camaggiore en Chiaro, bestaat Muggiasca uit zeven gehuchten.

Noceno

Het dorpje ligt bijzonder afgelegen, als een balkon over het meer, en het is pas in de jaren ‘70 bereikt door een berijdbare weg.

Toen er nog de traditionele verticale seizoensgebonden veetrek was, was het gehucht een tussenstation tussen de kleinere, lagergelegen nederzettingen van Oro, Costa en Pendaglio en de hogere alm Camaggiore. Noceno is ook één van de oudste nederzettingen: de kerk gewijd aan San Gregorio Magno wordt reeds genoemd in een geschrift uit de 13e eeuw en is één van de drie eerste kerken van Muggiasca. Van 1711 tot 1984 is het een vestiging van de parochie geweest, waarna het weer onder de jurisdictie van Vendrogno is gekomen.

De naam Noceno komt van Anu+hen = water+paal, dat wil zeggen boomstam geplaatst over het water en verwijst waarschijnlijk naar de beek die door de Val Grande stroomt.

Het bewoonde centrum bestaat uit eenvoudige en rustieke gebouwen en, verborgen onder het voorplein van de kerk, staat wat er over is van de school die op verzoek van de inwoners gebouwd werd. Typisch ook het kerkhof met de grafstenen op de omheiningsmuren, als een soort momentopname die in de vorige eeuw of enkele decennia later werd gemaakt.

De belangrijkste activiteiten van de inwoners van Noceno waren die van houthakker en kolenhandelaar. De steenkool werd op de schouders vervoerd met behulp van draagzakken, door de vrouwen die de steile bergpaden afliepen tot aan Bellano.

Sanico

De naam Sanico komt van Dhènek = bewoonde omheining, oftewel dorp.

Het dorpje heeft een langwerpige vorm en loopt langs de oude smalle hoofdweg. De kerk gewijd aan San Giacomo ligt iets verderop, en is genoemd in de 13e eeuw als één van de drie oudste van Muggiasca.

Binnenin het gehucht vallen de versierde portalen van gebouwen uit 1700 op die zich onderscheiden vanwege hun omvang en rijkdom in het territorium waar ze deel van uitmaken.

Het zijn de woningen van de mensen die naar Venetië waren vertrokken om te werken waarna ze rijk terugkeerden naar het dorp waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. In die tijd was emigreren naar het buitenland naar Venetië net als naar Frankrijk, België, Zwitserland en Amerika helaas een noodzaak omdat het niet makkelijk was om lokaal werk te vinden dat voor voldoende inkomsten zorgde. De massale stroom naar Venetië was te danken aan de specialisatie van vele van de inwoners van Sanico als ijzermeesters, koperslagers, ketelmakers en wapenmakers.

Vanaf 1935 veranderde deze tendens en keerde het proces zich haast om, toen veel Angelsaksen besloten een vakantiehuis hier te kopen. Vandaar ook de bijnaam “Borgo degli inglesi”, dat wil zeggen, “Dorp van de Engelsen”. Dit aangename intermezzo werd vervolgens verstoord door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maar werd weer hervat in de jaren vijftig en zestig.  In deze periode verbleef ook de Engelse wetenschapper, Cecil F. Powell, nobelprijswinnaar voor de natuurkunde in 1950, hier regelmatig.

Mornico

Dit is het hoogstgelegen gehucht van Muggiasco, als de almen buiten beschouwing worden gelaten. Van het voorplein van de kerk gewijd aan San Bernardo, gelegen aan de westelijke kant van het dorpje op een afgelegen positie, is er een prachtig uitzicht over de Valsassina en op de Grigna in het Noorden. Het dorp was de thuisbasis van veel ijzersmeders die, dankzij de kennis die ze opgedaan hadden, hun vindingrijkheid wisten te exporteren naar de rest van Italië en de wereld.

Veel van de huizen hebben niet alleen hun originele negentiende-eeuwse uiterlijk weten te behouden maar zijn nog altijd ingericht en ingedeeld zoals vroeger, met typische centrale vuurhaarden en werktuigen uit het verleden aan de muur.

De naam Mornico komt van Mor+ni(k) = nieuwe muur, oftewel dorp omheind met een nieuwe muur.

Een van de meest opmerkelijke woningen is die van de familie Acerboni vanwege de muurschildering die op de voorgevel prijkt.

Mornico is verbroederd met twee gemeentes met dezelfde naam: een in de provincie Bergamo en een in de provincie Pavia.

Comasira

De naam Comasira komt van Hom+hiro = huis+heer, oftewel dorp waar de feodale heer verbleef. Aan deze figuur is de legende van Taino en zijn schat verbonden.

Dit is het laagst gelegen bewoonde centrum van Muggiasca, gelegen op een aarden wal beschermd aan de zijkanten door bergkloven en uitkijkend over de Pioverna, tegenover Pennaso e Parlasco; deze laatste twee dorpjes zijn belangrijk vanwege hun strategische positie met betrekking tot de toegangsweg naar Bellano.

De groep huizen is interessant vanuit architectonisch opzicht, met elegante derde-vierde-eeuwse portalen: bijzonder prestigieus de twee identieke portalen van het gebouw dat in de volksmond Pretorio of Prigioni wordt genoemd.

Verderop ligt het kleine oratorium gewijd aan San Sebastiano.

Inesio

Het oudste deel van het dorpje ligt dan ook tussen twee valleien, op een strategische positie om de communicatiewegen tussen Valsassina en het Comomeer te kunnen controleren. De bergpaden vanuit Taceno, Margno en Narro lopen dan ook door Inesio, waar ze samenkomen om de oude weg naar Bellano te vormen.

Het dorpje werd reeds bewoond in het Romeinse tijdperk, zoals blijkt uit de belangrijke vondst van een kruik van klei, er waren verscheidene torens die deel uitmaakten van het overkoepelende Middeleeuwse verdedigingssysteem en het was ook hoofdkwartier van een garnizoen met troepen van het Hertogdom van Milaan die tegen de Venetianen vochten en hen in 1453 versloegen. Het oratorium van Santa Maria Maddalena bestond reeds in de 16e eeuw.

De naam Inesio komt van In+ez = beek+water, oftewel huizen tussen een beek en een rivier. In de oudste documenten wordt het vermeld als Loco Incresso en, vervolgens, als Villa Agnese.

Verderop, aan de Valle dei Mulini, langs het bergpad naar Narro in het plaatsje “Torre”, staat een groot gebouw: het was de weverij van Ing. Giglio, onder leiding van de industriëlen Gavazzi voor de zijdeverwerking, wat vervolgens een zomerverblijf werd en nu een vakantiehuis is voor groepen en families.

Mosnico

Het is het kleinste dorpje van Muggiasca en ligt halverwege tussen Vendrogno en Inesio, omgeven door terrassen van droge stenen muren, die vroeger allemaal volledig gecultiveerd waren.

Het kerkje gewijd aan San Rocco is bescheiden en staat aan de oostelijke rand van het dorpje.

De naam Mosnico komt van Moot’z+ni(k) = dorp+nieuw, oftewel nieuw gebouwd dorp.

Vendrogno con Bruga

De namen Vendrogno en Bruga komen van Un+drom = fontein+helling, oftewel helling waarop fonteinen zijn en Brug = Dorp.

De bewoonde centra van Vendrogno en Bruga, vroeger twee afzonderlijke dorpjes, vormen nu de hoofdplaats van Muggiasca. In het verleden zouden we, op reis vanuit Bellano over het oude bergpad, Bruga zijn tegengekomen: een hooggelegen versterkt dorp bovenop een klif van zo’n tien meter, maar nu volledig verborgen achter het indrukwekkende Collegio Giglio. Alsof ze ter bescherming waren van het oude dorpje zaten er op de muren van de twee gebouwen aan de zijkanten twee muurschilderingen uit de veertiende-vijftiende eeuw; de eerste met een prachtige schildering van Onze-Lieve-Vrouw met kind, toegeschreven aan de werkplaats van de Zavattari die actief waren aan het einde van de vijftiende eeuw, nu volledig gerestaureerd en bewaard in de kerk van Sant’Antonio, de tweede, te zien op het gebouw op de hoek van het bergpad naar Noceno, met de Allerheiligste Drie-eenheid.

Op dit punt van het dorpje, is er nog een bijzonder complex gebouw te zien: een huis-toren waar in de loop der tijd andere gebouw aan zijn gebouwd, die vier blokken vormen, die een binnenhof afzetten waartoe toegang mogelijk is via drie ingangen met overdekte passages voorzien van twee stenen portalen.

Een ander interessant gebouw vanuit architectonisch opzicht, staat op de hoek van Via Roma met de weg naar Noceno: tot het einde van de 18e eeuw was dit het hoofdhuis van de familie Giglio, een van de belangrijkste huizen in het dorp. Ook interessant is het kruis op het portaal van nummer 16 aan Via Roma, als getuigenis van het verblijf van een uit Milaan gevluchte bisschop ten tijde van de verwoesting van de stad door Uraias (538-539 n.C.).

In de groep huizen van Vendrogno con Bruga, zijn er tegenwoordig maar liefst veertien portalen, voornamelijk met boogstructuur, daterend uit verschillende tijdperken vanaf de Middeleeuwen, die ertoe dienden om een waardevolle waterbron die zich daar bevond te beschermen. In een van de hofjes verborgen door deze ingangen, vond de plattelandsdokter Casanova, aan het begin van de twintigste eeuw, een wit marmeren cippus uit Musso, met een gedeeltelijk ontcijferbare inscriptie, uit de Romeinse tijd en nu tentoongesteld in het Museo Civico Comense. Het grootste gedeelte van de portalen ligt aan de centrale Via Roma, waar ook de MUU, Museo del Latte e della storia della Muggiasca, in de oude melkfabriek van het dorp, aan ligt.

Aan het einde van de weg van het oude dorp, staat de kleine kerk gewijd aan Sant’Antonio, met zijn typische muurschilderingen binnen en buiten, en verderop, apart van de huizen, aan de rand van het dorp met een mooi uitzicht, staat het Sanctuarium van de Madonna di Loreto (Onze-Lieve-Vrouw van Loreto), in de volksmond “La Madonnina”.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief